Evenement 2001


Zondag 23 September 2001: 6de geuzenevenement.

De 16de eeuw in ‘t wroede en in ‘t zotte.

Teksten: Raymond Slosse; Regie: Michiel Therry.

Het plakkaat

De wandelingen 2001 beginnen waar de wandelingen 2000 eindigden. Een plakkaat is een verordening van de hogere overheid, door de vorst bekrachtigd met een zegel. Eigenlijk noemt men slechts dit zegel een plakkaat, maar in het taalgebruik kreeg het geheel de naam van het deel. Het plakkaat in dit tafereel is in Brussel door keizer Karel V ondertekend en dateert van 28 september 1540.  

Opa du Plouich

Sterrekundige en landmeter Vedastus du Plouich was een actieve medewerker van kaartentekenaar Sanderus, de auteur van de “Flandria Illustrata” (juni 1644). Hij kwam omstreeks 1635 bij Sanderus in dienst en trok tien jaar in de streek van Belle rond om voor de beroemde kaartentekenaar gegevens te verzamelen. In zijn woonplaats Westouter leidde hij tevens een Mathematische Schole. Er is weinig van hem bekend, zodat we hier zonder blikken of blozen of zonder ons al te zeer te bezondigen aan een historische blunder een eeuw eerder zijn grootvader als een geboren en getogen Nieuwkerkenaar kunnen opvoeren…  

Het tuinfeest

… of plotse dood van Isabeau de Nukerque: (De personages zijn verzonnen.)  

De schandpaal

Gregory Lewyllie, Tine Verschoot

Het waren de schepenen die op basis van het ongeschreven gewoonterecht of “costumen” (les coutumes) recht spraken. Alhoewel Karel V al vroeg na zijn aantreden verschillende keren verordende dat de schepenen hun gemeentelijke “costumen” op schrift zouden stellen – met het oog op de eenmaking van de rechtspraak in zijn rijk – gebeurde dit in de Nederlanden veelal pas (onder zijn opvolger Filips II) in de tweede helft van de 16de eeuw. Voor kleine misdrijven golden “zachte” straffen als “openbare correctie” of “kaakstelling”, een opgelegde bedevaart of tijdelijke verbanning.
Gregory Lewyllie, Tine Verschoot  

De landmeter van Spiere

De standaardisering van maten en gewichten werd voor het eerst aangepakt door de Franse Assemblee na de revolutie van 1789. Meter en kilo werden in augustus 1799 in Parijs tot officiële universele maten uitgeroepen. De weerstand van landeigenaars en handelaars tegen deze nieuwigheden duurde evenwel nog tot het eerste kwart van de 19de eeuw.

Hans en Grietje

Vanaf 1520 kwam de vluchtelingenstroom van de belijders van de Nieuwe Religie uit het Westkwartier – calvinisten, want het woord “geuzen” was nog niet “uitgevonden” – op gang, vooral naar het Engeland van Hendrik VIII (1509 – 1547) en later weer onder de zeer tolerante Elisabeth I (1558 – 1603). Aanvankelijk zochten de vluchtelingen aan onderkomen in Londen, later in de kustplaatsjes Norwich en Sandwich.
* De Antwerpse drukker Jan Roulans liet in 1544 “Een schoon liederen boeck” verschijnen, waarin hij 221 oude en nieuwe liedjes bundelde. Het zogenaamde Antwerps Liedboek was een kleine en goedkope uitgave, een pocket avant la lettre. Omdat er enkele schijnbaar al té gepeperde teksten in voorkwamen, zette de universiteit van Leuven de publicatie al in 1550 op de lijst der verboden boeken.

De nonnen van Mesen

Jeanne de Ghistelles was 17 jaar oud toen ze in januari 1516 tot abdis van Mesen werd “verkozen”. Veel keuze hadden de benedictinessen evenwel niet, want het meisje was hun door Karel V zelf opgedrongen. Ze voerde een weelderige levensstijl, breidde de abdij uit met nieuwe gebouwen, een brouwerij en een duiventoren en tijdens de pest van 1522 een afgezonderd hospitaal voor de pestlijders. In 1541 werd de abdij grotendeels door brand verwoest. Jeanne de Ghistelles overleed op 3 april 1560, op de leeftijd van 62 jaar, en was de abdis met de langste bestuursperiode (44 jaar) in de geschiedenis van de abdij. Sinds de oprichting van de abdij in 1060 droeg de abdis tevens de titel van gravin van Mesen.

De mode-show

Tot zowat de 18de eeuw ontstond mode aan het hof en verbreidde zich dan traag naar de andere lagen van de bevolking (maar dan wel dikwijls in goedkopere uitvoeringen). Schilderijen en gedrukte etsen droegen daar althans in gegoede kringen toe bij. De kostuumontwikkeling in de eerste helft van de 16de eeuw werd beheerst door de zogenaamde Duitse mode, in de tweede helft van de eeuw bepaalde Spanje het plaatje. Het lichaam verbreden bleef in beide tendensen het voornaamste opzet.

De mandenmaker

Reeds de middeleeuwse lakenhandelaars drapeerden hun product over een “mannekijn” of “mannekin”, een gevlochten tenen ledenpop. Ook de 15de- en 16de-eeuwse meester – kleermakers maakten van deze tenen poppen gebruik om nieuwe pakken op hun voordeligst tentoon te stellen. Het Franse woord “mannequin” is van ons “mannekijn” afgeleid.

Houd de dief!

Langs de volgende straat van het wandelparcours waren in de 15de en de 16de eeuw de volders gevestigd. De volder maakte het pas geweven laken steviger door het drie dagen onder te dompelen in een mengsel van urine en volaarde en erop trappelend de vezels tot een dichte massa ineen te werken. De straat heette (daarom) de Zeke. Het was de abdis van Mesen die besliste de onappetijtelijke naam te veranderen in Korte Mooiaardstraat. Maar straatnamen kunnen een taai leven blijven leven…

De molen

Boven op deze mote stond en wiekte van 1521 tot het einde van de 19de eeuw de Westmolen. Hij verdween als gevolg van brand. Op het einde van de 16de eeuw telde Nieuwkerke vijf molens. Thans heeft men vanop de mote een heerlijk panoramisch uitzicht op de hele streek. Maar molens hadden in de middeleeuwen en de Nieuwe Tijden nog een andere faam dan de werkplaats van de molenaar…

Karel V

In de volkse verhalen komt Keizer Karel naar voor als een goedlachse, sympathieke en succesvolle vorst. Uit historische literatuur blijkt echter het tegendeel. Hij was veeleer een sombere vorst die tegenslagen kende, met ziekte kampte en oud was vóór zijn tijd. In het kader van de vieringen 500 jaar Keizer Karel organiseerde het museum Dr. Guislain in Gent een tentoonstelling “Gestoorde Vorsten”. Leerlingen van de BuSO school Tordale uit Torhout kregen als opdracht een artistieke creatie te maken voor de tentoon stelling. Uit deze selecteerden wij twintig werken waarin jongeren met een mentale handicap in een eigen ongedwongen stijl “hun” vorst gestalte gaven.

Enigma

Het raadsel krijgt zijn ontknoping. Wie heeft Isabeau de Nukerque vermoord? Maar omdat de geschoolde 16de eeuwer graag met Latijn goochelde en dol was op allegorische personages, laten we dit over aan Enigma.

Les gueux

In 1566 overhandigde het Eedverbond der Edelen (de verarmde lage landadel) in Brussel aan landvoogdes Margaretha een smeekschrift, waarin werd gepleit voor godsdienstvrijheid en tegen de al te bloedige repressie van de Inquisitie. Het was (vermoedelijk) graaf Charles de Berlaymont die de landvoogdes toefluisterde dat de stoet van edelen slechts uit bedelaars, schooiers bestond: “Ce ne sont que des gueux, madame”. Berlaymont, stadhouder van Namen, was toen opgeklommen tot voorzitter van de Raad van Financiën en tot lid van de Consulta – de Geheime Raad van de landvoogdes. Van dit spotwoord maakten de opstandelingen hun erenaam en kozen voortaan de bedelnap als hun symbool.

P.S.: Wij verontschuldigen ons alvast bij de dames in dit gezelschap, maar het Eedverbond der Edelen was enkel en uitsluitend een mannenzaak.

De grafdelvers

In januari 1568 zakten een veertigtal bosgeuzen, onder leiding van een predikant, af naar Reningelst. Ze plunderden er de kerk en namen drie geestelijken gevangen: pastoor Judocus Huyghesoone, onderpastoor Robertus Ryspoort en koster Jacobus Panneel. Onderweg namen ze ook nog pastoor Jan Beufkin van Dranouter gevangen. Nabij Nieuwkerke veroordeelden de geuzen de priesters ter dood en de eerste drie werden metterdaad afgemaakt; Beufkin bleef door toedoen van bendeleider Jan Camerlynck gespaard.