De Emigratie


In de 16e eeuw kent onze streek een massale uitwijking.

In de 16e eeuw kent onze streek een massale uitwijking naar naburige landen. De verschillende golven zijn bekend. Vanaf 1560 tot 1570 trekken aanhangers van het calvinisme vooral naar Engeland om er hun geloofsovertuigingen waar te maken en er een nieuw bestaan op te bouwen. De hoop om terug te keren is nooit veraf. De tweede golf trekt even later naar Nederland. Nu vertrekken de mensen uit de streek hoofdzakelijk omdat het hier sociaal niet meer haalbaar is. Men spreekt van de “Ruïne van Nieuwkerke”. en van gans de streek. Ganse families worden uiteengerukt. Waar men een bestaan vindt blijft men wonen. De drang om terug te keren is ver weg.

Een systematische vervolging van diegenen die de gevreesde “nieuwe leer” aankleven mondt uit in een reeks uitwijkingen naar het buitenland, vooral naar Engeland, waar de eerste vluchtelingenkerken van de grond komen. De eerste piek tussen 1547 en 1553 heeft duidelijk te maken met het strenger toepassen van de plakkaten. Het tweede hoogtepunt tussen 1560 en 1562 staat onder invloed van het opnieuw openstellen van de vluchtroute naar Engeland, daar de gevreesde Marie Tudor, opgevolgd wordt door de meer tolerante koningin Elisabeth.

Waarom vlucht men vooral naar Engeland? Wel, er bestaat een goed georganiseerd ontsnappingsnet met als vluchthavens Nieuwpoort, Duinkerke en Grevelingen. Door de schippers worden ze clandestien het kanaal overgezet.

Deze Vlamingen zijn uitstekende textielarbeiders die zeer welkom zijn en tevens kunnen ze in Engeland hun godsdienst onbelemmerd beoefenen.

In eerste instantie is het vooral te Londen dat de vluchtelingen hun toevlucht zoeken en vinden. Van daaruit vestigen ze zich in de havenstadjes Sandwich of Norwich. Ze integreren zich zo goed als het kan en de gemeentebesturen moedigen de komst van de vaklui aan, in de hoop zo hun slabbakkende economie aan te zwengelen; en met succes. De Vlaamse wevers beginnen er hun saaien en baaien te produceren en op de markt te brengen. De vluchtelingenkerken krijgen een nieuw elan. Er worden op Engelse bodem predikanten opgeleid, om in het moederland de nieuwe leer te propageren en te prediken.

De vluchtelingen bouwen een goed werkend correspondentienet uit en de stormachtige doorbraak van het calvinisme wordt hier voorbereid en bewerkstelligd, zoals de gevangenisbraak te Mesen in 1561 en later de beeldenstorm. Nadat gewapende geuzenbenden op het einde van 1566 te Watrelos en te Lannoy verslagen worden, alsook na de onverbloemde nederlaag te Austruweel in 1567, vluchten veel aanhangers van het nieuwe geloof opnieuw naar Engeland of naar de Noordelijke Nederlanden. De laatste vluchtelingengolf komt er na de veroveringen door Farnèse, waarna vele streekgenoten de noordelijke contreien opzoeken om daar in een klimaat van vrijheid en verdraagzaamheid hun leven verder uit te bouwen.